Enkele transcripties uit het Oud Notarieel Archief
van de stad UTRECHT op de familienaam VERMEER.
zie verder http://www.hetutrechtsarchief.nl
door R.P. Vermeer / (P) 2003 Stichting Genealogisch Archief Vermeer
Voornamen | Info | Datum | Akte | Soort | Inhoud | Compa-rant |
---|---|---|---|---|---|---|
Isaacq |
|
13-2-1686 | U104a1-108 | voogdij |
(in bewerking) |
Ja |
Justina, Anthonia en Emmerentia (zusters) |
|
16-3-1736 | U166a-13-33 | akkoord |
Op Huijden den 16
Maart des Jaars 1736 compareerde voor mij Everard Vlaars, notarus etc, ende
getuijgen nabenoemd hiertoe versogt Juffen Justina, Anthonia
,en Emerentia Vermeer, gesusters, meerderjarige jonge dochters
wonende de twee eersten alhier en de laatste tot Amsterdam, mij notaris alle
bekend dat zij in ’t gemeen waren besittende sekere Huijzinge, Erve en Grond
met zijn kelders en kluijzen, staande ende gelegen alhier binnen Utregt aan
de Oostzijde van de Oude Gragt tusschen de Mamborgen, en Gardebruggen, ende
verklaarden de comparanten ten behoeve van den anderen bij dezen over een
gekomen en veraccordeert te zijn dat zij de voorsz: Huijzinge met zijn
toebehoren in ’t gemeen sullen houden en niet sullen mogen verkopen of
transporteeren dan met generale en gemeene toestemmminge van alle drie de
comparanten. Verbindende de comparanten tot nakominge dezes haare personen
en goederen dezelve onderwerpende den Ed(ele) Hove, en Geregte van Utregt,
voorts allen anderen Heeren Haren Regteren en Geregten. Aldus gedaan en
gepasseert binnen Utregt ter presentie van Albertus van Broek en Arnoldus
Sneek mijn clercquen als getuijgen.
|
Ja |
Aletta | (uittreksel opgenomen d.d. 10-5-1762) | 17-12-1754 | U174a-17-79-4 | superscriptie |
In den Naamen des
Heeren. Wenden ik ondergeschreeve Aletta Vermeer, over denkende de
sekerheijd des doods en de onsekere ure voordien en voornemens sijnde van
mijne tijdelijke goederen dien ik door des Heeren goedertirenthijd op deese
waereld verkregen heb en besitte en metter dood ontruijme en nalaten sal
vrijwillig en onbedwonge zonder inductie aanraading van ijmand te
disponeren, verclare voor eerst te herroepen ende niete te doen alle
voorgaande soo testamenten, codiesillen ende dispositien, de welken voor
heen bij mijn afsonderlijk ofte met mijn overleede moeder zaliger te saamen
hebben gemaakt en gepasseert ook die geene die uijtzaake van Eenige
clausulle als anders nader vevocatie van noede souden moogen hebben, als
houdende alle deselven voor nul kragteloos en van onwaarden. En op nieuw
disponeerende uijt kragte van octroij van den Ed: Hove van Uterecht
geimpetreert, verklare voor Eerst te legateren maken en bespreken aan de
Heer en Mes. (Mr.) Isaack Munnicks advocaet ’s Hoofs voor schreiven een
silver theeketel met een silver confoor tot een gedagtenisse; Item legateere
maken en bespreken ik aan mijn nigte vrouwe Henrietta Anna van Schinne,
huijsvrouw van de Heer J: de Back woonende in ’s Gravenhage, en bij voor
overlijden haar Ed: veel geagte man de Heer J: de Back mitsgaarders bij voor
overlijden van bijden gemelden Echtelieden dan, aan derselver kind of
kinderen, de Buijtepla(a)ts tot Harmelen namentlijk de Drie boere wooninge
met bergen en schueren en ons woonhuijs, somerhuijsies, landerijen, en soo
al wat daar gelegen is in Haanwijk onder de geregte van Harmelen niets
uijtgesondert in vollen Eijgendom, nog legateere ik verden aan de voornoemde
alle het porcelijn dat ik sal kome na te laten, uijtgesondert eenige stukken
die ik nog noeme mogte int vervolg of bij kanttekeninge nog legateere ik al
het verlackt werk alsmede de twee verlackte cabienettis met silver beslag,
en de kinkhoren en seegewasse, voor(t)s nog een goud horlogie met de draad
werkse ketting dij bij hoorende, gelijk ook nog een gebijtelt silver
koffiekannetie met het draat werkse schooteltie, en ook een gebijtelde kom
met het deksel, en nog een schoteltie met een kopie ook silver gebijtelt,
nog ook alle de juweelen, en paerelen en wat daarbij hoort, nog de damaste
serveetten met de tarelakens, en ses beste katoene voorschode, samen uijt de
groote kast, nog ook het beste Chitse lediekant met sijne behangsel, en nog
het beste bed met sijn peulen, en vier hooft kussen en twee klijne kussens,
en twee beste wolle dekens en een wolle sprij, en een beste litse deken, nog
de beste Engelse stoelenm van een soort soo die bij malkanderen behoort met
de armstoelen, ten haaren keuse, en een beste Ostindise kist ten haaren
keuse meden, en nog ook het roode kabienet met laden, en ook het geboent
luijier kabenettie, met alle het luijier en kinder goed daar in behoorende,
en bevanden wordende en het witsatijne wiegje daar bij hoorende, nog de twee
spiegels benenden uijt het groot salet (salon) met een schilpatte lijst, nog
een goude penning met een silvere rand, van de silvere bruijloft van mijn
vader en moeder doe haar Ed: vijf en twintig jare getrouwt waren geweest,
nog ook alle de schilderijen ten sij ik bij kantschrift eenige mogte uijt
sonderen’alle het selven als boven aan de voornoemde vrouwe Henrietta Anna
van Schinne, of bij voor overlijde van haar Ed: waarde man, de Heer J: de
Back, mitsgaders bij voor overlijden van beijden gemelde Egtelieden, dan aan
derselver kind of kinderen, legateere ik bij desen, al het selven in vollen
Eijgendom; Nu legateere maken en bespreke ik, aan nigte Anna Maria Vreland,
huijsvrouw van de Heer Diderik van Romont, en met haar E: suster nigte
Aletta Vreland, voor haar E: bijden samen, de plaats genaemt ‘het Huijs ter
Hijden’ met alle het land, en huijsinge, schueren, bergen, mitsgaders ook
nog het land genaemd ‘den Dinssel’, over het Huijs ter Hijden gelegen, met
alle de wallenhijveld en wat daar onderhoort als schaphok, voor haar E: bove
gemelt same; en nog legateere ik aan de voor noemde nigt Aletta Vreeland,
boove de helft van de voornoemde plaats, voor haar E, vier silvere
kandelaren, en het swarte Ebbehhoute lediekant, met het behangsel, met een
goed bed, en peule, en vier kussens, twee wolle dekens, en een sitse deken,
nog ses stoelen met groene sij overtrokken, item twalifg Engelse met roode
lakense kussens, en ook gestreepte saije pershare matrasse op sommige van
die stoelen, samen twalif, en een spiegel met een geboent kapie er op, en
nog verder de servetten, daar vijftig op staat, met twee tavelakens, en
twalif slaaplakens, dit samen van bove uijt de groote kast, en een vierkante
geboende tavel, en een tee tavel, dit alles als gemelt is, het aan nigt
Aletta Vreeland; en haar E suster Romont de halve plaats in vollen
Eijgendom; Item legateere maken en bespreeken ik aan nigte Susanna L. van
Schinne, wonende in s’-Hage, twalif Engelse stoelen met de armstoelen daar
bij hoorende, en een groot spiegel met een glase lijster om, en het
gestreepte sijie lediekant en behangel met rood sij van binne gevoert, en
een goed bedt met een peule, en vier kussens, en twee klijne kussens, twee
wolle dekens, en een wolle sprij, een sitse deken, een geboende tavel, twee
gerridons, een teetavel, de servetten daar vierendertig op staat met een
slangetie gewerkt met het tavelaken, samen uijt de groote kast, item mijn
beste Engelse japon met het goed of lap er bij hoorende, en mijn catoene
hemden, en de beste linne sackneusdoeken daar twalif op staat, eene soort,
dog elf nu maar van sijn, en mijn beste witte gerege rok, die door gehalt
is, en mijn beste sabel, en beste mafie, en beste waier, en mede ook mijn
goud draat werks tuijgie, met de goude vingerhoed, en soo als het is met de
kettinkis, en dat er aan is, en mijn klijn bijbeltie, dit samen tot een
gedagtenisse voor mijn nigte Santie van Schinne, legeateere ik haar E.; het;
nog legateere ik aan nigte Lukreesia de Vroede twee van de grootste silvere
siehoepen, en de naast best Engelse japon, tot een gedagtenisse voor haar
E.; item legateere ik bij desen aan Wijnanda Hofman, wollenaijster, een
silvere hang blaker tot een gedagtenisse voor haar; item legateere ik aan
Antonie Monie, schoenmaker op Tienhoven, of des selfs huijsvrouw de somma
van een hondert guldens; item aan Bregie en Cornelia Bredie, of de langst
levende van haar bijden, een somma van vijftig guldens; item aan Justus
Vuijk, vijftig guldens; nog aan Jan van Ingen, kleermaker, vijftig guldens;
item aan Dirk Baars, knopemaker gelijke somme van vijftig guldens; nog
legateren maken en bespreken ik, aan mijnen jegenwoordige dienst maegden,
Mettie de Crijf, en Aeltie Ebbenhorst, in dien de selve op mijn overlijden
nog bij mijn sullen woonen of anders aan den geenen die van beijden nog bij
mijn woonagtig sal weesen, aan ider, sijn eijge portie, voor ider een somma
van duijsent guldens, en daar en booven nog voor ider een hondert guldens in
plaats van een vouw, soo dat ider elf hondert guldens moet hebben, en nog
maake ik voorder aan de voornoemde meijden voor haar bijden, die twee klijne
wooninkies, of huijsies, een staande in de Voosterstraet bij de Varkemarkt,
en een staande op de Varkemarkt dog aangaende die twee huijsies soo bij mijn
overlijden maar een van bijden dan woonagtig was, die sal dan dat eene
huijsie in de Voosterstraat voor haer geheel in Eigendom hebben in plaats
van de helft van dat andere huijsie dat op de Varkemart staet, nog make ik
ook voor ider voornoemde dienstmeijden een lediekanttie met het behangsel,
Mettie dat met rood saaij is behange, en Altie dat met groen saaij is
behange, en voor ider een goedt bed, en peulen, en ider vier kussens, en
ider twee wolle dekens, en ider een wolle sprij, en ider een katoene deken,
dat sij selfs mogen uijt kiesen, naa het voorige vermaekte beddegoedt er
eerts uijt gesogt is, dan nog verder voor ider van hen bijde, al wat tot het
bewoone van een kamer gemeubieleert nodig is en behoort, als tee, en
etenstavels. Ieder een dousijn stoelen, spiegels als met het vergulde lijsie
agter in mijn kleekamertie, en dat met het swarte lijstie dat op de tavel
staat en meden dat bove hangt ook een vergult lijsie, en nog een klijne met
een swart lijsie er bij, en mijn twee het groote en klijne Eijke kabienetten
(marge: ider een part) en het kasie dat op de meijde kamer stadt, en groote
en klijne kook ketels, en dito tee ketels, en koffie kannen, convooren,
recken Delfstse schootels en borden, en ieder agtien postelijne kopies en
schoteltis, spoelkommen, trekporren, ider twalif tinne borden, ider twee
tinne schotels, en ider vier assetten, en ider twee tinne kommen, ider en
bierkan, ider twee kopere blakers, lepels en vorken, verder, potten en panne
emmers, en wat verder ider voor een huijs houdingge nodig heeft, nog voor
haar bijden her naavolgnde linne, als alles wat beneden in de slaapkamer in
het kabienet lijd, en daar in hoort) ten sij ik bij kantschrift er wat
anders van af maken), so van lakens, slopen, servetten, tavelakens,
handoeken, en ook dat tot mijn lijf behoort, en daar mede in lijdt, en daar
booven nog, make ik nog uijt mijn Eijke kabienet al mijn linne hemden,
broeken, borsterokken en samen ses witte rokken, en agt japonnen, en de
gekleurde geregene rocken, en het wolle goedt van jakken, schouwermanteltis,
kousen, en twalig kante mutsen die ik dagelijks drage onder de kin, en de
slaapmutsen daar bij, en wat ik nog bij kantschrifte verder uijt drukke
mogte, nog voor ider een, twee groote witte gordijnen uijt de groote kast,
nog voor ider een groote bijbel, en ider een groot testament, en voor bijden
de twee boeken van domenie Brakel en van domenie Smitigel sijn boeken, dit
alles als booven legateere, maken en bespreke ik aan mijne twee meijden, om
dat sij ons so trouw en met liefde gedient hebben; nog legateere ik aan
monsieur De Waal, den drogist, voor sijn soon Justus, een silvere kom, met
het deksel, tot een gedagtenisse, om dat sijn E. het selve kint na mijn
overleden broeder (= Mr. Justus Vermeer) heeft late noemen; nog is
mijn willen en begeerte en legateere ik de helft van de huijsinge en
landerijen gelegen op Tienhoven, als meden de helfte in het land en
huijsinge gelegen in Westbroek, van welke bijden parceelen Teunis Post,
schepemaker op Maarseveen, de wederhelfte toekomt, de twee perseelen sla
moogen worden genaest, en aangenomen van Teunis Post, of bij sijn voor
overlijden door sijn weduwe, voor de somma het halve huijs en land in
Westbroek voor veertien hondert guldens, en het halve huijs en landt in
Tienhoven voor de somma van vijf hondert guldens en in dien hij daar toe
niet genegen mogte sijn, van bijden, of een van bijden, voor de voorschreve
somme waar omtrent sij haar binne den tijt van ses weeken na overlijden
sullen moete deklareeren, dat die gelden dan door mijn hier na te noemen
Executeur, of door mijne Erfgenaem sullen worden ter handt gestelt aan den
Eerwaarden Heer Schuijlenborg, predikant op Tien- hoven, om daar van een
somme van sestien hondert guldens te besteden aan een Godvreesend jongeling,
om den selven daar voor te laeten stuederen in de oude studie, mitsgaders
sullen de overige drie hondert guldens sijn en blijven aan den voornoemde
Heer Schuijlenborg het selve aan sijn Eerwaarde als dan legateerende, alles
nogtans met soodanige vrijie dispositie, dat den selven niet gehouden sal
sijn daar van eenige rekening off verantwoordinge te doen, alle het selve
aan sijn Eerwaarde volkomen toe vertrouwende; en in cas den voornoemde
Teunis Post ofs des selfs weduwe niet genegen mogte weesen de voorschreve
huijsinge, en landerije off een van bijden de voor noemde perseelen voor de
schreeve somme na haar te nemen, soo sullen de selven of het geene sij van
bijden niet genaast sullen hebben, door den na te noemen Executeur of
Erfgenaem moeten worden verkogt, ende de gelderen daar van komende aan den
voor noemde Heer Schuijlenborg ten Eijnde als vooren overgegeven worden,
ende ingevallen als dan daar van minder mogte koomen als voor schreven somma
sal dan door de Heer Schuijlenborg het selve tot soo een voornoemd Eijnde
worde besteedt als te voore genoemt soo verre als het dan strekke kan, dog
sal altoos off aan de Heer Schuijlenborg in dien hij die last op sig genomen
sal hebben voor des selfs moeijte daar van worden uijt gekeert de somme van
driehondert guldens, en het overige als booven gemelt is, soo als ook aan
den gemelte heer Schuijlenborg sullen moeten worden overgeven alle
theol(o)giscje boeken, en een grooten bijbel; (dog daar niet onder hoorende
die ik vermaakt heb, of met een kant schrift vermake mogten), waar van den
selve alle de nodigste boeken aan den selve jongeling sal ter kant stellen,
en de anderen die sijn Eerwaerde niet nodig agt, sal die voor sig selve
houden, edog in cas den voornoemde Heer Schuijlenborg, voor mijn mogte komen
te overlijden, soo is mijn willen en begeerten, dat alle het geene hier
vooren ten regarde van de Heer Schuijlenborg is geordieneert, sal worden
overgegeven ende in voegen voorschreven behandigt, door de Ed: Heer Daniel
Francois van Goens, ordinaris Raad in den Ed: Hoove Provincaal van Utrecht,
die ikk in dese versoeke die moijte en last op sig te nemen, en sijn wel Ed:
Ges: sal dan voor die moeijte en op sig genomen last mede geniete als
voorige die drie hondert guldens, van die voor gemelde geldens, en soo
domenie Schuijlenborg in leven dan nog sijnde, en om sijn E hooge jaren
sigliver wilde excuseere en het aan de voornoemde Gestrenge Heer Raadsheer
van Goens geliefde overtegeven, dan moet domenie even wel uijt mijn boedel
nog een gedagtenisse hebben van twee hondert guldens, dog niet van het
voorige genoemde geldt dat moet gegeven worden dan aan dien Heer Raadsheer
van Goens, met de boeken om te behandelen als vooren sonder aan imant eenige
rekeninge van te doen die ik het alles voel komene toe vertrouwen; en
ingevallen het kwam te gebeure, dat ik im mijn levenstijd, een, of bijden,
de voor sch(r)evene perseelen kwam te verkopen, soo is mijne wille en
begeerten, dat van die perseel die verkogt is, het sij er veel of wijnig van
gekomen is, uijt mijn boedel sal worde gegeven soo een somme als vorige
genoemt is tot naastinge, van het lant en huijsinge in Westbroek, voor
veertien hondert guldens, en het lant en huijsinge op Tienhove voor
vijfhondert guldens, en dat gelt sal dan als al gemelt is, behandelt worden
en gegeven, (als) te voore genoemt; nog is mijn wille en begeerte dat bijde
mijne te vooren genoemde dienst maegden, als mede Martijntie van Renswoude,
wollennaeyster, wanneer sij kome te overlijden, sullen moge worde begraaven
in de Buerkerk in de kelder waar inne juffrouw Munnicks het laatste begrave
is; welke kelder ik kaaken bij legaadt aan de Heer Raadsheer van Goens,
verder is mijn begeerten en wille overlede sijnde ik sal moete worden
begraven in de Buerkerk in die kelder daar mijn lieve moeder (Johanna
Margaretha Vreeland), en broeder (Mr. Justus Vermeer) zaliger
begraven sijn, en dat als dan, die kelder sal moete worde toe gemetselt
sonder dat imant meer daar inne begraven sal moge worden, de versorginge van
dien gestelt aan mijn na te noemen Executeur of Erfgenam; nog legateere ik
alle mijne Eijgehandindige geschrevenen boekies, daar ik van de weege die de
Heere met mijne siels toestant, en gevallen, in mijn leven gehouden heeft,
geschreven heb van veele jaren aan den anderen, sullen moeten gegeven worden
aan domenie Schuijlenborg, of bij voor overlijde, aan mevrouw of men Heer
van Goens; ook niet naa domenis doodt aan sijn vrienden, maar dan, aan de
voornoemde, of den geene die ik nog bij handtschrift nog mogte benoemen, ook
mede de brieven van mijn lieve moeder en broeder, en aan ons same aan
malkanderen, en van suvrieuse (serieuze?) mense meden, ten sij ik op die
andere noeme waar voor de selve sijn sullen; Verder verklaere ik in alle
mijne verdere goederen, soo Roerende, als onroerende, actie en creediete
geregtigheden, waar de selve gelegen of uijt staande mogte sijn, niets ter
werelt uijtgesondert, de welke ik booven de voorschreve legaten die ik
gemaakt hebben en int vervolg nog sal komen te bespreken mitsgaders schulden
en doodschulden, met ter dood sal komen te ontruijmen en naa te laten tot
mijne Eenige en universele Erffgename te nomieneeren, stellen, ende
institueeren, Vrouwe Aletta Johanna Timmers, weduwe wijle de Heer J: Zuijlen
van Nijveldt, in sijn wel Ed: leven vroedschap der stad Rotterdam, en bij
haar E: voor overlijden haare kinderen en wettige desendenten (nakomelingen)
met volle regt van instetuetsue, en met uijt sluijtinge van alle anderen;
Alle welke voorschrevene legaten en makingen mijne wille en begeerte is dat
door den Executeur of Executeurs, van dese mijne Testamente en uijterste
wille, na dato dese bij eene aparte acte van stellinge door mijn te
benoemen, of wel bij versuijm van derselver aan stellinge door mijn
Erfgenaam, of Erfgenaamen binnen ses weeken naa mijn overlijden sullen
werden voldaan, waar voor deselve Executeur sal genieten vijf hondert
guldens tot een klijne erkentenisse in platse van salaris, en gevende aan
mijn Executeur of Executeurs soo danige last, magt en autorietijt als na
Regten gegeven kan worden, en ook espesiealijk (especially = bijzonder) om
tot Redding van mijn Boedel als anderssins, soo hij het nodig agt een of
meer in sijn E. plaats af neffens hem soo hij goet vinde sal te mogen aan
stellen en begeerten dat mijne geinstutieerde Erffgenaem of Erffgenaemen,
van de Executeur of Executeurs of den geene welke bij hem daar toe mogte aan
gestelt worden geensins sal vermogen te vorderen Eenige borgen off hem of
haar in generlijwijse sullen moegen removeere off sif van de ordinantie der
Stad Uterecht desen aan gaende bedienen, de wijle ik het selve aan de goede
diereksie volkomen tou vertrouwe; Alleen is mijn willen en begeerten dat van
mijne meubilaire na latene goederen geen Erfhuijs sal mogen worde gehoude;
so het gebeurde dat ik onmundige Erfgename, of legatarisse na liet, se na
het so stelle tot voogd soo verre mijne goederen aangaet, twee van derselver
naast best aender vrinden, alle andere partiklieren, ook spesial, alle
magistraten en de momboirkamers so al hier te Uterecht, als in ’s-Hage of te
Rotterdam of Elders, daar mijne goederen gelegen mogen sijn ofte gemelde
mijne onmundige erfgenamen mogte komen te woone, van het bewind, en
administratie deser mijne goederen en Erffenisse, behoudens densel,
behoudens derservek Respect, Eerbiediglijk uijt mijnen boedel excuserende,
en uijt sluijtende, alle het gunt voorschreven ik verklaaren te weesen minne
laatste uijterste wille, en begeerte die ik wil dat na mijn dood in alles
sal worden agtervolgt en naagekoomen, het sij testament codiesille, ofte
fifte andere dispositie soo die best zal mogen bestaen, niet tegenstaande
Eenige statuten costumen ofte privilegien ter contrarie, en om dese mijne
uijterste wille bundiger te maaken hebbe ik die alsoo Eijgen handig
geschreven zijnde, wel en rijpelijk overwoogen, herleesen, en daar op
ondertekent alhier binnen Uterecht den 17 desember 1754.
|
Ja |
Aletta |
|
10-5-1762 | U174a-17-80-3 | superscriptie |
Codicill van mijn
Aletta Vermeer, Ik verklaar als nogte approberen en van vollen waarde
te houde mijn Eijgen handig geschreve testament op den 17 december 1754 voor
de Heer en Mr. Isaack Munnix als notaris en getuijgen gepasseert voor so
verre daarinne bij dese geene veranderingen word gemaakt; en bij deze nu
nader disponeerende, verklaar ik te legateere aan nigte Anna Maria Vreland,
huijsvrouw van de Heer Diderik van Romont, en met haar E: suster nigte
Alette Vreland voor haar E: bijden saamen in plaats van de nu verkogte
landerije en huijster Lijden en de Dinsel dat alles bij den andere hoorende
was, nu te legatere van haar E: saame ses hondert pondt sterling capitaal
van het belegde geld in Engeland van annuïtijte voor ieder driehondert pondt
legateere ik bij desen; Verder maaken en bespreke ik aan de oudste dogter
van nigt A.J. Timmers, weduwe van de Ed.Ges.Heer Suijlen van Nijveldt, mijn
goud orlosie met de ketting er aan so als het is, en het Japanse stel
postelijn van vijf stukken, en maake bij desen aan de jongste dogter van
nigt Suijlen van Nijveld alle mijne perlen (parels) met het geene er tussen
bijde geregen is, en ook de losse perlen der bij. En de juwelen, en het
silvere poppegoedt, dit alles voot haar E:; Verder legateere ik aan mijn
neef de Heer Vroedschap Woertman, het silvere koelvat, en al de portret
schilderijen tot klijne gedagtenisse, en wat ik nog bij kantschrifte verder
maken mogte; en aan mijn waarde neef den Dockter en ontfanger Woertman maake
ik tot een gedagtenisse die Oostindise kist staande beneden in het groot
salet, en een goude penning van de 25-jarige trouw van mijn vader en moeder,
en wat ik nog verder bij kantschrift mogte maken, of ook aan anderen; Nog
legateren ik aan nigt de Back of bij voor overlijden aan haar Ed.man de
Ed.Ges.Heer J. de Back, so ik de buijte plaatsen in haar wijk bij Harleme
mogte verkope met de landerije dan in die plaats van dat gemaakte legaat,
dan uijt de verkogte penninge een somme van ses duijsent guldens voor de
voornoemden; en ook legateere ik in dat geval van verkopinge van die
plaatsen, so dat gebeure mogte,. Dan nog uijt die gelden ook een duijsent
guldens voor de Nederduijtse Deaconi deser stad, alles ook aan geldt, of so
der effekte van waare gekogt dan aan effekte die somme aan ider voor noemt;
Nog legateere ik bij desen aan mijne twee dienstmeijden Mettie de Kruijf en
Altie Ebbenhorst booven het geene in mijn testament reets gelegateert en
gemaakt is voor ider nog een obligatie van een duijsent guldens, op de naam
van mijn moeder saliger staan, verschijnende den 12 apil; En daar en boove
nog de vier overige hondert pond sterling van het belegde geld in Engeland
van de annuïtijte, dit alles maaken ik aan het voornoemde dieaconoi huijs,
de Heere geve er sijn segen over, ô wat is men het verpligt, al wat ider
heeft is ook des Heeren goed, wij sijn op aarde maar rentmeesters van ider
het sijne, ô siel en liggaam komt den Heere toe, ô dat is mijn innige lust
om niet mijn selfs te sijn maar des Heere Jesú Christie Eijgendom in leven
en in sterve. Nu verder verklaare ik in dien mijn Erfgenaam of Erfgemaamen
mogte opkomen, van meerder te mogen hebben gemaakt als na regten als men
vermaaken mag dog ik sulks niet wensende, dat dan in sulken geval, de
Diakono van onse Duijtse gemeente het alles hebben moet na aftrek van al het
gemaakte, en dat ik nog maake mogten; Verder verklaare ik mijn willen en
begeerte te sijn, dat al het geene bij mijn voorschreve testament
geordoneert en versogt heb, dat de de Ew. Heer Gerardus van Schuijlenborg,
prediekant te Tienhoven soude worde gedaan en verrigt ontrent het doen
studeere van een Godvrugtig jongeling, en bij voor overleden van sijn wel
Eerwerde, het geschieden soude door de Ed.Gestrenge Heer Raadsheer van
Goens, nu is mijn begeerte dat in die plaats so den domenie mogte overlede
sijnde de Ed.Gestrenge Heer Godijn Heer van Cokenge mijn exekiteuer bij een
aparte acte genoemt; en op die wijse verrigt en genote moet worden als int
testament gemelt staat, versoeke sijn wel Ed. er dan toe; ook alle mijne
geschrevene boekies dan na domenie ook sijn Ed.Ges: of so ik se mogte met
een handschrift nog anders bespreke mogte; Alle het welken ik verklaare te
weesen mijn uijterste willen, en dat het selve na mijn dood als codiesil of
acte van additie bij mijn testament stand grijpen sal en moete worde na
gekoomen, en om dese mijne uijterste wille bundiger te maaken hebbe ik die
also Eijgen handig geschreve zijnde, wel en rijpelijk overwoogen, herlesen,
en daar ondertekendt al hier binne Uterecht den 25 juni 1760.
|
Ja |
Aletta |
|
10-5-1762 | U174a-17-80-3 | opening codicil |
Op Huyden den 10e
Maij 1762, Compareerde voor mij Wijer Jan van Overmeer Nots. ’s-Hoofs van
Utrecht desen voor de nagenoemde getuijgen den Hoog Welgeb. Heer Anthonij
François Godin Heere van Cockengen Geels gaende Raad de de als gestelde
Executeur van den testamente boedel en nalatenschap van juffr. Aletta
Vermeer, en Exhibeerde ons dit toegevouwe papier met een rode zijde
draad doorzegen, en met vier cahetten besegeld waar inne geschreven staat
het testament laatste en uijterste wille van voorn(oemde) juffr. Aletta
Vermeer, volgens acte van Indorsatie van dato den 17. december 1754 voor
Mr. Isaacq Munninks Nots. En getuijgen alhier gepasseert, versockende den
Heer Comp(aran)t dat ik Not(ari)s wilde procederen tot opening van ’t selve,
het ik Nots naar dat wij het voors(iene) papier hebben bevonden geheel gaaf
en ongecancellaert te sijn, ten overstaan van juffrouw Aletta Magdalena
Adriana Vreeland en den wel Ed. Gestr. Heer Mr. Jan Lambertus van Romond als
in Huwelijk hebbende Vrouwe Johanna Maria Vreeland, en deselve Johanna Maria
Vreeland, mitsgaders de Heeren Aernoud en Jacob Zuylen van Nievelt en Dhr.
Dr. Jacob Gijsbert Woertman, ontfanger van ’t segel deser provintie als van
de naaste bloedvrinden van gen(oemde) juffrouw Aletta Vermeer, gedaan
hebben. En op dat hier van sonde kunnen blijken soo versogte den Heer
Comparant hier van acte die deese is; Aldus gedaan en gepasseert binnen
Utrecht voor ten sterfhuijse van de juffrouw overledene ter presentie van
Jacobus Backer en Willem Huijgen als getuijgen hier toe versogt.
|
Nee |
Cornelis | ovl., medisch doctor | 2-7-1714 | U110a9-184 | procuratie |
Op huijden den
tweeden July zeventienhonderd veertien compareerde voor mij Hendrik van
Hees, notaris etc. en de getuijgen nabenoemt hier toe versogt. De Heer
Cornelis Vermeer, medicine doctor eenige nagelaten soon en erfgenaame
van de Heer Justus Vermeer en Juffrouw Catrina Splinter in hun lieden
leven echtelieden, als mede vrouwe Hillegonda van Zijpesteijn wed(uw)e,
boedelhoudster en lijftogterse van de Heer en Mr. Jacob van Mansvelt, in
zijn leven Domheer ten Dom alhier, en Maarschalk van den Lande van
Montfoort, overige nagelaten soon en eenige erfgenaam van de Heer Johan van
Mansvelt en Juffrouw Walborg Splinter, zijn overleden ouders, en welke
Juffrouw Catrina Splinter en Walborg Splinter te zamen eenige nagelaten
kinderen en erfgenamen warden van de Heer Jacob Splinter in zijn Ed: leven
raad in de Ed: Achtb: Vroetschap dezer stadt zijnde de comparanten ten mij
notaris wel bekent, en der selver qualiteijten volkomen bewust, dewelke
verclaarden in dier qualiteijten te constitueren en magtig te maken de Heer
Anthoni van Zijpestein, koopman tot Amsterdam, specialijk om uijt de naam
ende van wegen de comparanten te vorderen, innen, en ontfangen van de Heeren
Bewinthebberen der Oostindische Compagnie ter kamere van Amsterdam ofte
elders daar en soo het behoren zal, soodanige uijtdelinge of uijtgifte in
gelde als de selver Heeren Bewinthebberen over dezen jare, sullen doen van
een capitaal van achthonderd vijfentwintig guldens staande op de naam van de
voors(iene) Heer Jacob Splinter, den eersten comparant en des twedes
comparantes voornoemde man za: in verhaalde qualiteijten allen door
overlijde als boven aangekomen bij successie ab instato, daar van quitantie
te geven, en voor alle namaninge te caveren, mitsgaders vorders alles anders
te doen en verrigten ’t gene de Comparanten ter plaatse daar het noden is,
present zijnde souden konnen ofte mogen doen alwaert dat daar toe nader last
als deze is vereijst wierde belovende de rato, onder verbant en submisse als
naar rechten versoekende hier van acte die is dese aldus gedaan en
gepasseert binnen Utrecht, ter presentie van Wernard van Vlooten en Walfard
Rabrinck, mijn clergriens als getuijgen.
|
Nee |
Justus | meester in de rechten | 2-7-1714 | U110a9-184 | procuratie | zie voorgaande akte | Ja |
Cornelis | ovl., medisch doctor | 10-2-1722 | U144a9-39 | voogdij | zie hiervolgende akte | Nee |
Justus | meester in de rechten | 10-2-1722 | U144a9-39 | voogdij |
Op huyden
Compareerde voor mij Jacob Woertman Nots. etc. Vrouw Johanna Margarieta
Vreeland, weduwe wijlen de Heer Cornelis Vermeer, in sijn leven
med(icinae) doc(to)r. En zij die verklaarde bij desen soo voor haar selven
als in kragten van de acte den 10den December 1696 voor Dirck de Swart
Notaris en getuijgen binnen Utregt, gepasseert tot voogd over hare Dogter
Aletta Vermeer aan haar verweckt door opgemelten Cornelis Vermeer,
te assumineren en substitueren haren zoon Justus Vermeer, gevende aan
deselven soodnigen magt als aan eenigen momboir na regten kan of mag worden
gegeven oock specialijck van substitutie en assumtie en dat met seckerheid
van de Ed: Agtb: Heren Gecommitteerden tot Momboirkamer der Stad Utregt.
Compareerde mede de Heer Justus Vermeer, en de verklaarde de voor
verhaalde Momboirschap te accepteren. Ac.sub gedaan en gepasseert voor &
binnen Utrecht ter presentie van Maurits Overvest en Willem van Dam,
clercquen als getuijgen op den 10e Februari 1722.
|
Ja |
Aletta |
|
10-2-1722 | U144a9-39 | voogdij | zie voorgaande akte | Nee |
Aletta |
|
25-6-1760 | U147a17-80-3 | codicil |
Codicill van mijn
Aletta Vermeer, Ik verklaar als nogte approberen en van vollen waarde
te houde mijn Eijgen handig geschreve testament op den 17 december 1754 voor
de Heer en Mr. Isaack Munnix als notaris en getuijgen gepasseert voor so
verre daarinne bij dese geene veranderingen word gemaakt; en bij deze nu
nader disponeerende, verklaar ik te legateere aan nigte Anna Maria Vreland,
huijsvrouw van de Heer Diderik van Romont, en met haar E: suster nigte
Alette Vreland voor haar E: bijden saamen in plaats van de nu verkogte
landerije en huijster Lijden en de Dinsel dat alles bij den andere hoorende
was, nu te legatere van haar E: saame ses hondert pondt sterling capitaal
van het belegde geld in Engeland van annuïtijte voor ieder driehondert pondt
legateere ik bij desen; Verder maaken en bespreke ik aan de oudste dogter
van nigt A.J. Timmers, weduwe van de Ed.Ges.Heer Suijlen van Nijveldt, mijn
goud orlosie met de ketting er aan so als het is, en het Japanse stel
postelijn van vijf stukken, en maake bij desen aan de jongste dogter van
nigt Suijlen van Nijveld alle mijne perlen (parels) met het geene er tussen
bijde geregen is, en ook de losse perlen der bij. En de juwelen, en het
silvere poppegoedt, dit alles voot haar E:; Verder legateere ik aan mijn
neef de Heer Vroedschap Woertman, het silvere koelvat, en al de portret
schilderijen tot klijne gedagtenisse, en wat ik nog bij kantschrifte verder
maken mogte; en aan mijn waarde neef den Dockter en ontfanger Woertman maake
ik tot een gedagtenisse die Oostindise kist staande beneden in het groot
salet, en een goude penning van de 25-jarige trouw van mijn vader en moeder,
en wat ik nog verder bij kantschrift mogte maken, of ook aan anderen; Nog
legateren ik aan nigt de Back of bij voor overlijden aan haar Ed.man de
Ed.Ges.Heer J. de Back, so ik de buijte plaatsen in haar wijk bij Harleme
mogte verkope met de landerije dan in die plaats van dat gemaakte legaat,
dan uijt de verkogte penninge een somme van ses duijsent guldens voor de
voornoemden; en ook legateere ik in dat geval van verkopinge van die
plaatsen, so dat gebeure mogte,. Dan nog uijt die gelden ook een duijsent
guldens voor de Nederduijtse Deaconi deser stad, alles ook aan geldt, of so
der effekte van waare gekogt dan aan effekte die somme aan ider voor noemt;
Nog legateere ik bij desen aan mijne twee dienstmeijden Mettie de Kruijf en
Altie Ebbenhorst booven het geene in mijn testament reets gelegateert en
gemaakt is voor ider nog een obligatie van een duijsent guldens, op de naam
van mijn moeder saliger staan, verschijnende den 12 apil; En daar en boove
nog de vier overige hondert pond sterling van het belegde geld in Engeland
van de annuïtijte, dit alles maaken ik aan het voornoemde dieaconoi huijs,
de Heere geve er sijn segen over, ô wat is men het verpligt, al wat ider
heeft is ook des Heeren goed, wij sijn op aarde maar rentmeesters van ider
het sijne, ô siel en liggaam komt den Heere toe, ô dat is mijn innige lust
om niet mijn selfs te sijn maar des Heere Jesú Christie Eijgendom in leven
en in sterve. Nu verder verklaare ik in dien mijn Erfgenaam of Erfgemaamen
mogte opkomen, van meerder te mogen hebben gemaakt als na regten als men
vermaaken mag dog ik sulks niet wensende, dat dan in sulken geval, de
Diakono van onse Duijtse gemeente het alles hebben moet na aftrek van al het
gemaakte, en dat ik nog maake mogten; Verder verklaare ik mijn willen en
begeerte te sijn, dat al het geene bij mijn voorschreve testament
geordoneert en versogt heb, dat de de Ew. Heer Gerardus van Schuijlenborg,
prediekant te Tienhoven soude worde gedaan en verrigt ontrent het doen
studeere van een Godvrugtig jongeling, en bij voor overleden van sijn wel
Eerwerde, het geschieden soude door de Ed.Gestrenge Heer Raadsheer van
Goens, nu is mijn begeerte dat in die plaats so den domenie mogte overlede
sijnde de Ed.Gestrenge Heer Godijn Heer van Cokenge mijn exekiteuer bij een
aparte acte genoemt; en op die wijse verrigt en genote moet worden als int
testament gemelt staat, versoeke sijn wel Ed. er dan toe; ook alle mijne
geschrevene boekies dan na domenie ook sijn Ed.Ges: of so ik se mogte met
een handschrift nog anders bespreke mogte; Alle het welken ik verklaare te
weesen mijn uijterste willen, en dat het selve na mijn dood als codiesil of
acte van additie bij mijn testament stand grijpen sal en moete worde na
gekoomen, en om dese mijne uijterste wille bundiger te maaken hebbe ik die
also Eijgen handig geschreve zijnde, wel en rijpelijk overwoogen, herlesen,
en daar ondertekendt al hier binne Uterecht den 25 juni 1760.
|
Ja |
De orginele akten (en nog veel meer) zijn te bekijken op http://www.hetutrechtsarchief.nl